Continurooster
Verantwoording continurooster met lunchtijd als onderwijstijd
In dit document wordt verantwoording afgelegd over de stap naar continurooster waarbij het 5-gelijke-dagenmodel wordt gehanteerd. In dit nieuwe model wordt vanaf augustus 2018 de lunchtijd als onderwijstijd ingezet. Bij het continue rooster blijven de leerlingen van de school verplicht tussen de middag over op school. De pauze tussen de middag maakt deel uit van de schooltijd.
Het continurooster
In 2016 kreeg de MR de vraag om te onderzoeken bij de ouders in hoeverre een continurooster mogelijk zou kunnen worden op basisschool De Dromenvanger. Na enkele enquêtes bleek dat de grote meerderheid van de ouders en ongeveer de helft van het team erg positief stond tegenover een continurooster.De directie is vervolgens in schooljaar 2017-2018 intensief aan de slag gegaan met de nodige berekeningen en aanpassingen die zo’n continurooster met zich meebrengt. De MR heeft intensief samen gewerkt met de directie.We hebben gekozen voor het continurooster om een aantal redenen.
- De lange pauze tussen de middag in Nederland komt nog uit de tijd dat er tussen de middag warm werd gegeten. Inmiddels zijn er nog maar weinig gezinnen waar dit gebeurt.
- Daarnaast werkt een groot deel van de ouders tussen de middag waardoor veel kinderen in deze pauze hun brood op school moeten eten.
- Ook moest er door de ouders betaald worden voor het overblijven ivm de bekostiging van de vrijwillige overblijfouders.
- Het continurooster geeft in de school, voor de leerkrachten en alle kinderen, meer rust en duidelijkheid geeft.
- Het continurooster komt bovendien de veiligheid ten goede omdat de kinderen minder vaak door het verkeer hoeven.
- Door de invoering van het continurooster is de schooldag eerder afgelopen. Dit is gunstig voor zowel de kinderen als de leerkrachten: de kinderen hebben meer mogelijkheden voor andere activiteiten na schooltijd, zoals muziek en sport, de leerkracht heeft langer aaneengesloten tijd voor lesvoorbereiding, overleg met collega’s en ontwikkeling.
- Door invoering van het continurooster met lunchtijd als onderwijstijd eten alle kinderen kort op school met de leerkracht, waarna ze nog een kwartier (bovenbouw) tot half uur (onderbouw) spelen. Dit laatste gebeurt bij toerbeurt door teamleden. De onderbreking van het schoolprogramma is korter en vloeiender.
- Eén van de belangrijkste argumenten van leerkrachten voor het continurooster was dan ook het creëren van rust in de klas doordat het weer-opstart-moment na de thuis- of soms onrustige lunch en lange pauze op deze manier verdwijnt. Onze kinderen blijven in het ritme en pakken het lesprogramma ’s middags makkelijker op.
- Ook op het pedagogische vlak wordt er winst behaald door het continurooster. Door de schooldag niet te lang te onderbreken, is de onderwijstijd beter te structureren. De kinderen hoeven zich na een drukke middagpauze niet meer ‘op te krikken’ voor het middaggedeelte. Een ervaring van De Dromenvanger was dat er bij de kleuters ’s middags nog wel eens een kind afgemeld werd omdat het kind moe was. Dat gebeurt nu ook niet meer. De vaart blijft er in en de concentratie wordt beter vastgehouden. Samen op school blijven zorgt ook voor het gemeenschapsgevoel bij kinderen. Het is een onderdeel van de schooltijd en daarmee wordt het onderwijs meer dan alleen lezen, taal en rekenen.
Tot slot hebben wij gekozen voor het vijf-gelijke-dagenmodel, waarbij de leerlingen elke dag dezelfde tijd beginnen en elke dag dezelfde tijd eindigen (de vrije woensdag en/of vrijdagmiddag vervalt).
De onderwijstijd op Basisschool De Dromenvanger:
We starten dagelijks om 8.30 uur en eindigen gezamenlijk om 14.00 uur. In de middagpauze hanteren we verschillende tijden om zo tegemoet te komen aan het aantal uren dat de groepen 4 t/m 8 moeten maken en het aantal uren van de onderbouwgroepen 1 t/m 3.
Lunchtijd = onderwijstijd
De inspectie heeft bedenkingen tegen het doen aanmerken van lunchtijd als onderwijstijd en heeft daarom een aantal criteria opgesteld. Scholen die lunchtijd willen opvoeren als onderwijstijd dienen aan deze criteria te voldoen.
- De onderwijsactiviteiten die tijdens de lunch worden uitgevoerd dienen in overeenstemming te zijn met de wettelijke opdrachten voor het onderwijs (art. 9 van de WPO).
- De onderwijsactiviteiten die tijdens de lunch worden uitgevoerd dienen in overeenstemming te zijn met de eigen opdrachten voor het onderwijs die de school zich stelt zijn uitgewerkt in een onderwijsprogramma en staan beschreven in het schoolplan van de school (artikel 12, tweede lid van de WPO).
- In de schoolgids is informatie opgenomen over de wijze waarop de verplichte onderwijstijd wordt benut (artikel 13, eerste lid, onder d van de WPO). Het door de ouders of de leerlingen gekozen deel van de MR moet van tevoren hebben ingestemd met het aanmerken van lunchtijd als onderwijstijd (artikel 13, eerste lid, onder h van de WMS) en met de vaststelling van de schoolgids (artikel 13, eerste lid, onder g van de WMS). Bovendien moeten de ouders worden geraadpleegd voorafgaand aan het nemen van een besluit over het vaststellen van de onderwijstijd (WMS, Art. 15 lid 3).
De verplichte onderwijstijd tijdens de lunch van de kinderen bestaat uit lessen uit de kerndoelen 34 t/m 39. Hieronder staan de kerndoelen genoemd. De kerndoelen zijn op een praktische manier verwerkt in een weekschema dat door de leerkrachten wordt gehanteerd. Zie daarvoor de jaarplanning LOSEOSRO schooljaar 2018-2019.
Kerndoelen 34 t/m 39
Oriëntatie op jezelf en op de wereld
Kerndoel 34
De leerlingen leren zorg te dragen voor de lichamelijke en psychische gezondheid van henzelf en anderen.
Bij dit kerndoel worden de kinderen gestimuleerd een gezond gedragspatroon te verwerven dat past bij henzelf en bij de omgeving waarin ze opgroeien. Het zonder meer aanleren van algemeen geldende regels is in de meeste gevallen ongewenst en weinig effectief. Wat voor de één gezond is, hoeft dat voor de ander niet te zijn. Daarvoor zijn de kenmerken, omstandigheden en opvattingen van mensen te verschillend. Door vanuit de situatie van de kinderen te vertrekken, kan aangesloten worden bij de aanwezige kennis, gevoelens en opvattingen van de kinderen. Positief gedrag dat al aanwezig is, wordt ondersteund. Nagegaan wordt waar in het gedrag en in de situatie verbeteringen wenselijk en mogelijk zijn en wat daarbij komt kijken.Voor de psychische gezondheid is de sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen van belang. Daarbij staan twee aspecten centraal:
Opkomen voor jezelf
Hierbij gaat het om het stimuleren van zelfvertrouwen, een positief en realistisch zelfbeeld, zelfstandigheid, een zelfbewuste houding en weerbaarheid. Daarnaast gaat het hierbij omhet leren omgaan met eigen gevoelens, wensen en opvattingen.
Rekening houden met anderen
Het betreft hier het omgaan met gevoelens, wensen en opvattingen (waarden en normen) van anderen, inleven in wat de ander voelt, waarneemt, wil en denkt, het omgaan met conflicten en het aangaan en onderhouden van relaties. Vaak biedt de dagelijkse schoolpraktijk volop 'oefensituaties' in het omgaan met conflicten, het uitkomen voor je mening, het rekening houden met anderen, etc. In veel gevallen is echter ook aparte lestijd noodzakelijk. Dit kan bijvoorbeeld een kringgesprek over pesten zijn of een rollenspel waarin de kinderen leren omgaan met kritiek.
Verantwoording
Gezond gedrag
Doordat leren bij dit vormingsgebied vooral ervarings- en handelingsgericht is, wordt de inhoud in belangrijke mate bepaald door de ontwikkeling van de kinderen. Voor de diverse leeftijdsgroepen wordt de keuze van de inhoud bepaald door: de rijping/ontwikkeling, kritische momenten in de ontwikkeling en risico's.
Zowel de gesignaleerde kansen als de risico's zijn indicaties voor de wenselijkheid om de betreffende aspecten een plaats te geven in het onderwijsprogramma. Als het bijvoorbeeld gaat om mondverzorging wordt de keuze bepaald door vragen als: zijn deze kinderen al in staat om hun tanden te poetsen? Is er motivatie aanwezig doordat ze bijvoorbeeld aan het wisselen zijn (kleuters) of doordat ze meer aandacht krijgen voor een frisse adem en een verzorgd uiterlijk (begin puberteit)? Lopen ze een verhoogd risico, bijvoorbeeld in de periode dat ze een beugel dragen?
Sociaal-emotionele ontwikkeling
Ook bij dit vormingsgebied is leren vooral ervarings- en handelingsgericht en wordt de inhoud in belangrijke mate bepaald door de ontwikkeling van de kinderen. Zowel de gesignaleerde kansen als risico's zijn indicaties voor de wenselijkheid om de betreffende aspecten een plaats te geven in het onderwijsprogramma. Door het toenemende ik-besef bij kleuters, blijkt bijvoorbeeld dat extra aandacht voor een realistisch en positief zelfbeeld belangrijk is. Deze aandacht voor het zelfbeeld en het zelfvertrouwen is ook weer nodig bij het begin van de puberteit, die vaak gekenmerkt wordt door een zekere emotionele instabiliteit en verminderd zelfvertrouwen.
Kerndoel 36
De leerlingen leren hoofdzaken van de Nederlandse en Europese staatsinrichting en de rol van de burger.
Dit kerndoel gaat over de manier waarop onze samenleving is georganiseerd, op plaatselijk, landelijk en Europees niveau. Wat voor regels zijn er? Voor wie gelden ze? Wie controleert of de regels worden nageleefd en wat gebeurt er als dat niet het geval is? In de hogere groepen gaat het over wie er betrokken zijn bij het besturen van het land en op welk niveau (gemeente, provincie, landelijk). Het maken van regels en wetten komt aan de orde evenals de gevolgen van het overtreden. Bij de jongste kinderen gaat het over regels en afspraken die thuis en op school gelden. In groep 3 t/m 8 worden regels en gezag in een brederperspectief geplaatst.
Het gaat in elk geval om:
- Het gemeentelijke bestuur;
- Het landsbestuur: de regering, de Eerste en de Tweede Kamer;
- De betekenis van de monarchie in Nederland;
- Het Koninkrijk der Nederlanden;
- Het Europese Bestuur;
- De politie;
- De rechtbank
Kerndoel 37
De leerlingen leren zich te gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.
In dit kerndoel gaat het om de mens en zijn medemensen en het zich gedragen vanuit respect voor algemeen aanvaarde waarden en normen.Hierbij hoort ook wat kinderen belangrijk vinden aan familie en vriendschappen en wordt het gedrag in ruzies en pesten behandeld.In de lagere groepen zal dit vooral betrokken worden op vriendjes in de klas en in de buurt. Kinderen vertellen hierbij over hun eigen buurt, hun eigen of andere leefgemeenschap.In de hogere groepen worden deze onderwerpen ook in verband gebracht met de samenleving, en komt men op onderwerpen als waarden en normen, discriminatie en tolerantie, culturele verschillen en andere groepen in de samenleving.
Kerndoel 38
De leerlingen leren hoofdzaken over geestelijke stromingen die in de Nederlandse multiculturele samenleving een belangrijke rol spelen, en ze leren respectvol om te gaan met seksualiteit en met diversiteit binnen de samenleving, waaronder seksuele diversiteit.
De Nederlandse samenleving is de afgelopen jaren pluralistische geworden. Inzicht in onze samenleving is daarom niet mogelijk zonder inzicht in de verschillende geestelijke stromingen.
Onderwijs in geestelijke stromingen is bedoeld om kinderen inzicht te geven in wat mensen beweegt in hun geestelijk leven. Vaak zal dat zich uiten in leefgewoonten en feest- en gedenkdagen. In de loop van de basisschoolperiode komen in ieder geval vijf geestelijke stromingen aan de orde: jodendom, christendom, islam, hindoeïsme en humanisme. Dit gebeurt vooral aan de hand van verhalen, gebruiken, leefgewoonten, feest- en gedenkdagen. In de onderbouw wordt (nog) de nadruk gelegd op die elementen die zo dicht mogelijk bij de eigen leef- en ervaringswereld van de kinderen liggen.
Kerndoel 39
Kinderen leren met zorg om te gaan met het milieu.
Milieu is alles wat deel uitmaakt van de omgeving van mensen. In die omgeving gaat het zowel om natuur (flora, fauna, gesteente, weer en klimaat, kringlopen) als om (materiële) cultuur, dat wil zeggen alles wat door mensen is gemaakt (gebouwen, infrastructuur, akkers/weilanden, etc.). Er is een wisselwerking tussen mensen en hun milieu: het milieu dat betekenissen heeft voor de mens en mensen die ingrijpen in het milieu. Het milieu heeft betekenissen
Het milieu is in allerlei opzichten van betekenis voor mensen.
De natuur brengt voedsel voort, vormt een schatkamer voor materialen met het oog op beschutting, energie (voor verwarming, verlichting, voortbeweging), technische producten en gezondheid. Natuur kan een lust zijn voor het oog (een zonsondergang of een bergbeek) maar ook bedreigend (overstromingen, vulkaanuitbarstingen, aardbevingen, een tsunami). De (materiële) cultuur geeft beschutting (huizen), biedt mogelijkheden om je te verplaatsen (auto, trein, etc.), schoonheid (een historische stadskern). Cultuur kan veiligheid oproepen maar ook angstgevoelens (buurt met wel of juist geen overlast). En er zijn ook betekenissen van het milieu, zowel qua natuur als cultuur, die niet direct een bepaald nut hebben voor mensen, maar die een waarde in zichzelf hebben, bijvoorbeeld de waarde van soortenrijkdom en de dynamische evenwichten op onze planeet (bijvoorbeeld de mondiale klimaat verdeling).
Mensen grijpen in in het milieu
Mensen plegen allerlei ingrepen in het milieu. Ze verbouwen gewassen en wijden vee, ze bevissen het water, kappen bomen en ontginnen land, halen bodemschatten uit de grond, bouwen fabrieken, lozen afvalstoffen, leggen wegen aan, slopen huizen en bouwen weer nieuwe, produceren afval en 'decibellen' geluid. Het gaat hierbij dus om onttrekkingen en toevoegingen aan zowel de natuur als de (materiële) cultuur.
Duurzame ontwikkeling
De kinderen leren dat ze, in de wisselwerking die er bestaat tussen mens en milieu, kunnen bijdragen aan de bevordering van een duurzame samenleving (hier en daar, nu en straks).
Keuzes maken
De kinderen worden zich bewust dat ze, bij het maken van keuzes, de ene keer wel en de andere keer niet duurzaam handelen.